S1. 10. Podcast: Inversie

05-01-2020

Luister naar de podcast 'Inversie'.

Lees hieronder de transcriptie van de podcast.

Hallo allemaal. Ik ben Kathelijn, Your Dutch Coach. Leuk dat je luistert. Door naar mijn podcast te luisteren, vergroot je op een leuke en gemakkelijke manier je Nederlandse spreekvaardigheid en je Nederlandse luistervaardigheid. De transcripties van mijn podcasts staan op mijn website. Een link naar mijn website vind je op de Instagrampagina van YourDutchCoach. Je kunt ook rechtstreeks naar mijn website gaan via www.yourdutchcoach.nl. Laten we beginnen.

Ik geloof niet dat je een taal snel leert spreken door eerst alle grammaticaregels uit je hoofd te leren. Ik ben ervan overtuigd dat het niet zo werkt. Ik denk wel dat grammaticaregels belangrijk zijn. In deze podcast geef ik je daarom een kleine dosis grammatica. Een shotje grammatica, zou je kunnen zeggen. Ik vertel iets over inversie. Vervolgens dompel ik je onder in zinnen mét en zonder inversie. Uit eigen ervaring weet ik hoe belangrijk het is om veel te herhalen. Door middel van voorbeeldzinnen en herhaling is het mogelijk om een groot deel van de structuur van een taal in je hoofd te krijgen. Dat is wat grammatica namelijk is: de structuur van een taal. Ook denk ik dat je op mijn manier gemotiveerd blijft om Nederlands te leren.

Ik geef je nu een korte uitleg over inversie. Ik raad je aan om de uitleg mee te lezen via www.yourdutchcoach.nl. Als je meeleest met de voorbeeldzinnen, dan is het voor jou heel snel duidelijk wat inversie is.

Als je Nederlands leert, dan merk je al snel dat Nederlandse zinnen niet altijd op dezelfde manier zijn opgebouwd. Als je moedertaal Duits is, dan zul je dit waarschijnlijk niet opgemerkt hebben: ook het Duits kent inversie. Echter, als je moedertaal bijvoorbeeld Italiaans is, dan is dit iets wat al heel snel opvalt.

Wat is inversie?

Het onderwerp van de zin staat in een hoofdzin normaal gesproken voor de persoonsvorm. Wijzigt er iets? Dan kan er inversie optreden. Inversie betekent dat het onderwerp in een hoofdzin achter de persoonsvorm staat. Ik geef nu vijf voorbeeldzinnen om inversie helemaal duidelijk te maken.

a. Jan geeft zijn handschoen nu aan Marie. (Geen inversie: Jan is het onderwerp en geeft is de persoonsvorm)

b. Nu geeft Jan zijn handschoen aan Marie. (Bepaling van tijd, nu, staat voorop: wel inversie)

c. Aan Marie geeft Jan nu zijn handschoen. (Object, aan Marie, staat voorop: wel inversie)

d. Zijn handschoen geeft Jan nu aan Marie. (Object, zijn handschoen, staat voorop: wel inversie)

e. Geeft Jan zijn handschoen nu aan Marie? (Vraagzin: wel inversie)

Drie feiten over inversie:

  1. In een hoofdzin staat het onderwerp achter de persoonsvorm.
  2. In een vraagzin staat inversie. (Zie zin 5.)
  3. Als een zin begint met een object of een bepaling, dan treedt er inversie op. (Zie zinnen 2, 3 en 4.)

Nu volgt er een oefening. Let op: de oefening is vrij gemakkelijk. Het is wel belangrijk om deze oefening vaak te herhalen. Op deze manier krijg je het snelst de structuur van het Nederlands in je hoofd. Ik geef weer telkens enkele varianten van dezelfde zin. Ik start steeds met een zin zonder inversie. Vervolgens volgen er zinnen met inversie. Herhaal iedere zin. Na iedere zin krijg je namelijk voldoende tijd om de zin zelf hardop te herhalen. Ben je er klaar voor? Daar gaan we.

1.

a. De hond ligt sinds vanochtend in zijn mand. (geen inversie)

b. Sinds vanochtend ligt de hond in zijn mand. (bepaling van tijd staat voorop: inversie)

c. In zijn mand ligt de hond sinds vanochtend. (bepaling van plaats staat voorop: inversie)

d. Ligt de hond sinds vanochtend in zijn mand? (vraagzin: inversie)


2.

a. De kinderen eten tijdens het middageten brood met jam op school. (geen inversie)

b. Tijdens het middageten eten de kinderen brood met jam op school. (bepaling van tijd staat voorop: inversie)

c. Op school eten de kinderen tijdens het middageten brood met jam. (bepaling van plaats staat voorop: inversie)

d. Brood met jam eten de kinderen tijdens het middageten op school. (object staat voorop: inversie)

e. Eten de kinderen tijdens het middageten brood met jam op school? (vraagzin: inversie)


3.

a. Ik heb mijn huis gisteren in de verkoop gezet. (geen inversie)

b. Gisteren heb ik mijn huis in de verkoop gezet. (bepaling van tijd staat voorop: inversie)

c. Mijn huis heb ik gisteren in de verkoop gezet. (object staat voorop: inversie)

d. Heb ik mijn huis gisteren in de verkoop gezet? (vraagzin: inversie)


4.

a. Ik ga op woensdagen na het werk altijd even met mijn collega sporten. (geen inversie)

b. Op woensdagen ga ik na het werk altijd even met mijn collega sporten. (bepaling van tijd staat voorop: inversie)

c. Na het werk ga ik op woensdagen altijd even met mijn collega sporten. (bepaling van tijd staat voorop: inversie)

d. Met mijn collega ga ik op woensdagen na het werk altijd even sporten. (object staat voorop: inversie)

e. Ga ik op woensdagen na het werk altijd even met mijn collega sporten? (vraagzin: inversie)

Dit was de laatste zin.

Voordat we afscheid van elkaar nemen, wil ik je graag attenderen op mijn Instagramaccount YourDutchCoach. Volg me op Instagram via YourDutchCoach. Alle transcripties van mijn podcasts vind je bovendien op mijn website, www.yourdutchcoach.nl. Bedankt voor het luisteren! Tot de volgende keer!

© 2019 YourDutchCoach | Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website.