S1. 12. Podcast Geen of Niet?

19-01-2020

Luister naar de podcast 'Geen of niet'.

Lees hieronder de transcriptie van de podcast.

Hallo allemaal. Ik ben Kathelijn, Your Dutch Coach. Leuk dat je luistert. Door naar mijn podcast te luisteren, vergroot je op een leuke en gemakkelijke manier je Nederlandse spreekvaardigheid en je Nederlandse luistervaardigheid. De transcripties van mijn podcasts staan op mijn website. Een link naar mijn website vind je op de Instagrampagina van YourDutchCoach. Je kunt ook rechtstreeks naar mijn website gaan via www.yourdutchcoach.nl. Laten we beginnen.

In deze podcast wil ik het hebben over de woorden 'geen' en 'niet'. Zoals je vast al weet, gebruik je deze woorden als ontkenning. Voorbeelden:

  1. Dat is niet waar.
  2. Dat vind ik niet leuk.
  3. Daar heb ik geen zin in.
  4. Daar heb ik geen behoefte aan.
  5. Daar heb ik niet over nagedacht.
  6. Dat is geen succes gebleken.

Wanneer gebruik je de ontkenning geen en wanneer gebruik je de ontkenning niet? Het is allereerst goed om te weten dat de woorden hetzelfde betekenen. Er is dus geen verschil in de betekenis van de ontkenning niet en de ontkenning geen. Echter, dit betekent niet dat je de woorden geen en niet door elkaar kunt gebruiken. Er is dus wel een verschil in het gebruik van niet en geen. In deze podcast vertel ik je wanneer je niet gebruikt en wanneer je geen gebruikt. Ik geef hierbij voldoende voorbeelden. Ik raad je aan om mee te lezen met deze podcast. Dit kun je doen door op mijn website, www.yourdutchcoach.nl, op 'podcasts' te klikken. Beluister en lees te theorie net zo vaak totdat je het helemaal begrijpt.

Na deze informatie zal ik je enkele vragen stellen om te oefenen met niet en geen. Op deze manier oefen je ook je gespreksvaardigheid. Je krijgt voldoende tijd om antwoord te geven. Let op: het is de bedoeling dat je iedere vraag ontkennend beantwoordt. Je antwoordt dus met geen of niet.

Voordat we beginnen, wil ik nog eens extra benadrukken dat het belangrijk is om mee te lezen op mijn website. Als je nu in de auto zit of aan het fietsen bent, blijf dan lekker luisteren. Je kunt op een ander moment nog eens naar deze podcast luisteren met de tekst erbij. Herhaling is immers belangrijk als je iets leert.

Wanneer gebruik je geen?

Ik begin met de ontkenning geen. Je gebruikt geen als ontkenning bij een zelfstandig naamwoord. Een ander woord voor zelfstandig naamwoord is substantief. Ik gebruik hier alleen zelfstandig naamwoord. Geen ontkent alleen een zelfstandig naamwoord dat onbepaald is. Wat onbepaald betekent, leg ik je na de voorbeelden uit. Wat ook goed is om te weten, is dat geen altijd voor het woord staat dat ontkend wordt.

Voorbeelden:

1a. Thomas eet geen vlees. [vlees = onbepaald zelfstandig naamwoord]

Geen ontkent het woord vlees.

2a. Julia lust geen cola. [cola = onbepaald zelfstandig naamwoord]

Geen ontkent het woord cola.

Het is interessant om te weten dat je geen alleen gebruikt als het zelfstandige naamwoord onbepaald is. Hiermee bedoel ik dat er zonder geen géén de of het zou staan. Er zou, met andere woorden, géén bepaald lidwoord voor staan. Er zou wel een staan, of niets. Dit wordt duidelijk met twee voorbeelden. Ik gebruik hiervoor ook eerst de zinnen 1a en 2a weer.

Eerst de zin met ontkenning.

1a. Thomas eet geen vlees. [vlees = zelfstandig naamwoord]

Nu de zin zonder ontkenning.

1b. Thomas eet vlees.

Je ziet dat er voor het woord vlees geen lidwoord staat. Dit betekent dat vlees onbepaald is. Onbepaald betekent dat je niet precies weet over welk stuk vlees het gaat. Het gaat dus over vlees in het algemeen.

Nog een voorbeeld.

Eerst de zin met ontkenning.

2a. Julia lust geen cola. [cola = zelfstandig naamwoord]

Nu de zin zonder ontkenning.

2b. Julia lust cola.

Cola is onbepaald. Het gaat niet om haar cola, of dit glas cola, of de cola, maar om cola in het algemeen. Onbepaald dus.

Als het zelfstandige naamwoord wel bepaald is, dan kun je het woord geen niet gebruiken. Een voorbeeld maakt dit duidelijk.

3a. Elvis eet het vlees. [vlees = een bepaald zelfstandig naamwoord]

3b. Elvis eet het vlees niet.

Vlees is hier een bepaald zelfstandig naamwoord. Dat komt door het bepaalde lidwoord het. Het gaat in deze zin niet om vlees in het algemeen, maar om een specifiek stuk vlees. Je kunt in dit geval dan ook niet de ontkenning geen gebruiken. Het vlees wordt namelijk niet ontkend, maar wel het eten van het vlees. Hiervoor gebruik je het woord niet.

Wanneer gebruik je niet.

Ik kan het mezelf, maar ook jou, gemakkelijk maken. In alle andere gevallen gebruik je namelijk het ontkennende woord niet. Ik geef hieronder een paar voorbeelden en ik leg telkens uit wat het woord niet in de zin ontkent. Ook geef ik je richtlijnen over de plaats van niet. Niet staat namelijk meestal voor het woord dat ontkend wordt, maar niet altijd. Let op: ik geef alleen de belangrijkste voorbeelden.

Ik begin met zinnen waarin niet voor het woord dat ontkend wordt, staat.

Niet + bijvoeglijk naamwoord [adjectief]

1a. Deze fiets is niet oud. [oud = bijvoeglijk naamwoord]

Oud is een bijvoeglijk naamwoord. Niet ontkent het bijvoeglijk naamwoord oud. Niet staat in principe altijd voor het bijvoeglijk naamwoord. Ik geef nu nog twee andere voorbeelden van niet en een bijvoeglijk naamwoord:

1b. Deze jas is niet mooi. [mooi = bijvoeglijk naamwoord]

1c. Hans is niet aardig. [aardig = bijvoeglijk naamwoord]

Niet + bijwoord [adverbium]

2a. Sonja heeft mij niet vaak gebeld. [vaak = bijwoord]

Vaak is een bijwoord. Niet ontkent het bijwoord vaak. Niet staat in principe altijd voor het bijwoord. Ik geef nu nog twee andere voorbeelden van niet en een bijwoord:

2b. Ik heb het niet goed gedaan. [goed = bijwoord]

2c. Deze serie blijft niet lang leuk. [lang = bijwoord]

Niet + voorzetselgroep [prepositiegroep]

3a. Wij gaan nog lang niet naar huis. [naar huis = voorzetselgroep]

Naar huis is een voorzetselgroep. Niet ontkent de voorzetselgroep naar huis. Niet staat in principe altijd voor de voorzetselgroep. Ik geef nu nog twee andere voorbeelden van niet en een voorzetselgroep:

3b. Ik wil vanavond niet naar de bioscoop. [naar de bioscoop = voorzetselgroep]

3c. Dirk is niet bij zijn tante geweest. [bij zijn tante = voorzetselgroep]

Niet + infinitief

4. Wij komen vanavond niet eten. [eten = infinitief]

Eten is een infinitief. Niet ontkent het infinitief eten. Niet staat in principe altijd voor het infinitief. Dit geldt ook voor het voltooid deelwoord [participium]. Daar geef ik nog een voorbeeld van.

5. Karel en Peter hebben de film niet gezien. [gezien = voltooid deelwoord]

In deze zinnen stond niet voor het woord dat ontkend wordt.

Het is zo dat niet in principe voor het woord staat dat ontkend wordt, behalve als dit woord de persoonsvorm is. Als het woord de persoonsvorm is, dan staan niet achter het woord dat ontkend wordt. Ik geef hier twee voorbeelden van.

6a. Ik lach niet. [lach = persoonsvorm]

Ander voorbeeld:

6b. Hij komt niet. [komt = persoonsvorm]

Sterker nog: als niet de persoonsvorm ontkent, dan staat niet zo ver mogelijk achteraan in de zin. Ik geef tot slot drie zinnen waarin niet de persoonsvorm ontkent. Je zult zien dat niet achteraan in de zin staat.

7a. Johan kent de weg naar huis niet. [kent = persoonsvorm]

7b. Els weet het antwoord op die moeilijke vraag niet. [weet = persoonsvorm]

7c. Claus bestelt het boek bij nader inzien toch maar niet. [bestelt = persoonsvorm]

Dit was behoorlijk wat theorie. Ik kan me voorstellen dat je de theorie in alle rust nog eens wilt bestuderen. Doe dit vooral. Probeer de regels zo snel mogelijk te automatiseren. Het is hierbij belangrijk om zinnen met niet en geen veel te herhalen, maar ook om zelf alvast wat zinnen te bedenken.

Nu stel ik je enkele vragen om te oefenen met niet en geen. Beantwoord deze vragen ontkennend. Je beantwoordt iedere vraag dus met geen of niet. Je krijgt voldoende tijd om eerst even na te denken en dan pas antwoord te geven. Ik geef eerst een voorbeeld. Daarna volgen de echte vragen.

Voorbeeld:
Drinkt Jan wijn?
- Nee, Jan drinkt geen wijn.

Als het goed is, weet je nu wat de bedoeling is. Hier komen de vragen.

1. Lust Carmen vis?
- Nee, Carmen lust geen vis.

2. Drinkt Linda water?
Nee, Linda drinkt geen water.

3. Spreekt Kalle Nederlands?
Nee, Kalle spreekt geen Nederlands.

4. Vindt Jochem de oorbellen mooi?
- Nee, Jochem vindt de oorbellen niet mooi.

5. Wil Jet naar de dierentuin?
- Nee, Jet wil niet naar de dierentuin.

6. Gaat Billy naar school?
- Nee, Billy gaat niet naar school.

7. Heeft Anouk goed geluisterd?
- Nee, Anouk heeft niet goed geluisterd.

8. Kun jij de vraag herhalen?
- Nee, ik kan de vraag niet herhalen.

9. Heeft Bowie zin om mee te gaan?
Nee, Bowie heeft geen zin om mee te gaan.

10. Is Paulo heel erg ziek?
- Nee, Paulo is niet heel erg ziek.

Dit was de laatste vraag.

Voordat we afscheid van elkaar nemen, wil ik je graag attenderen op mijn Instagramaccount, YourDutchCoach. Volg me op Instagram via YourDutchCoach. Alle transcripties van mijn podcasts vind je bovendien op mijn website, www.yourdutchcoach.nl. Bedankt voor het luisteren! Tot de volgende keer!

© 2019 YourDutchCoach | Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website.